Vrij Nederland: ‘De wereld redden met een hamburger van zeewier’

Het verhaal van The Dutch Weedburger begint in Denemarken. Daar werd Mark Kulsdom in september 2000 veroordeeld voor een samenzwering die leidde tot het vrijlaten van achtduizend nertsen en een poging tot vrijlating van nog eens veertigduizend exemplaren, op het plattenland iets buiten Kopenhagen. Zes maanden zat hij ervoor vast. Maar het kon hem niet schelen, hij wilde aan de wereld laten zien hoe schandalig het is om dieren op te sluiten. Hij was een boze activist. Toen hij uit de gevangenis kwam, werd hij woordvoerder van het Dierenbevrijdingsfront en werkte mee aan nog veel meer radicale acties.

Tot hij verliefd werd op een meisje dat hem meenam naar Australië. Daar veranderde er iets toen hij op een goede dag op een tomatenveld aan het werk was met andere backpackers.

‘Er werkte een jongen die ik erg mocht,’ vertelt Kulsdom, ‘we werden vrienden, we hadden lange gesprekken. Maar toen vertelde hij me wat hij deed: onderzoek naar kanker. Hij werkte met dierproeven. Ik stond daar en dacht: wow, ik mag jou graag, maar je doet iets waardoor je eigenlijk mijn vijand zou moeten zijn. Ik vond dat dom van mezelf. Die jongen probeerde oprecht om mensen in de toekomst te genezen.’ Op het tomatenveld besefte Kulsdom dat het makkelijker is om de maatschappij te haten dan om nuance te zoeken. Dat het eigenlijk makkelijker is om dingen kapot te maken dan om iets positiefs op te bouwen. En hij besloot dat hij iets wilde maken, iets opbouwen. Maar wat?

VEGAN CUPCAKELIJN

Het verhaal van de Weedburger begint ook in Amsterdam, bij Lisette Kreischer, die op haar tiende vegetariër werd en op haar twintigste volledig plantaardig at. Omdat ze het zielig vond om dieren te eten, maar ook omdat haar lichaam er goed op reageerde. Ze viel ervan af, werd gezonder. Het voelde, zegt ze nu, alsof het beter ‘klopte’. Voor haar geen melkproducten en geen eieren meer, en geen leer meer aan haar lijf.
Maar veganisme had in die tijd, zo’n twaalf jaar geleden, nog een negatieve connotatie. Mensen dachten dat ze een rare, zweverige hippie was. Om van dat imago af te komen, bedacht ze op de Styling Academie met een groep andere jonge idealisten het platform ‘Veggie in Pumps’. ‘Ik hield toen veel van Sex and the City. Ik hield ook van mooie pumps, van jurkjes, van wijntjes drinken samen, van uitgaan en kleren kopen, en dat moest toch op een of andere manier te combineren zijn met veganisme?’ Ze bedacht een vegan cupcakelijn omdat Carrie in Sex and the City ook cupcakes bakte, en die sloegen aan. Kreischer studeerde ermee af en kreeg een acht. De docenten zeiden: ‘Je concept is erg goed, misschien heb je een tien verdiend, maar wij denken eerlijk gezegd niet dat duurzaamheid zo hip en hot wordt als jij denkt.’

DE MISSING LINK

Mark Kulsdom en Lisette Kreischer leerden elkaar kennen via een gemeenschappelijke vriend. Kort daarvoor had Mark Lisette al op de cover van Volkskrant Magazine gezien, met een krat groenten in haar handen. Hij had toen al gedacht: met haar zou ik wel eens willen praten. Omdat ze bezig was veganisme sexy te maken. Omdat ze een positief verhaal had in plaats van een treurig verhaal. Kulsdom: ‘Toen wij elkaar tegenkwamen, was ik inmiddels filmer geworden en zei ik tegen Lisette: ik wil een film maken over waarom mensen geen dieren meer moeten eten. Zonder gebruik te maken van de standaard: kijk, dit is een slachthuis, kijk hoe een koe eruit ziet die doodbloedt, hoe zijn poten eraf worden gesneden, en als je nu nog niet begrijpt dat we dit niet moeten doen, dan snap ik het ook niet meer.’
Kreischer was net bezig met het maken van een kookboek over visvervangers en zeewier. Kulsdom: ‘Daarmee konden we de invalshoek veranderen. In plaats van de dierenrechten – die tot dan toe de boventoon voerden in deze discussie – hadden we de missing link qua voeding gevonden: zeewier.’
Zeewier bevat eiwitten die ook in vlees zitten, legt het duo uit vanachter een tafeltje bij De Ceuvel, een creatieve broedplaats in Amsterdam-Noord waar een omgebouwde boot fungeert als hun kantoor. Verwerkt in een product geeft zeewier je hetzelfde ‘volle’ gevoel als vlees. Kulsdom: ‘Zeewier kweken is ook vele malen minder schadelijk voor het milieu dan intensieve veehouderij en het neemt weinig ruimte in.’ En dan heeft hij het nog niet eens over de antibiotica waar veel vlees mee wordt volgestopt, wat volgens sommigen schadelijk zou zijn voor de gezondheid, of over alle veeziektes die opduiken in de bio-industrie. ‘We zagen toen, in 2012, dat het vegetarisme er wel komt, maar niet doordat mensen gaan snappen hoe ontzettend verrot het is om massaal dieren af te maken. Het komt er om de simpele reden dat vlees eten niet meer haalbaar is.’

RUIGE TYPES MET BANDANA’S

Kulsdom en Kreischer sloegen de handen ineen. Ze hebben geen relatie, maar noemen elkaar ‘strijdmakkers’. Kreischer: ‘Ik had het eten al, Mark had de woorden klaar om het verhaal te vertellen. Ik had Willem Brandenburg ontmoet van de Universiteit Wageningen. Hij was bezig met de teelt van zeewier op open zee. Hij zei tegen me: dit kunnen we opschalen, het heeft dezelfde kwaliteit als vlees, we kunnen hier in 2050 makkelijk negen miljard mensen mee voeden. Maar: hoe gaan we het aan de man krijgen? Dat werd onze uitdaging.’
Het werd een documentaire. Eentje die moest beginnen waar veel andere documentaires ophouden. Kulsdom: ‘Ik wilde geen alarmistische film maken zoals er al zoveel zijn over het milieu. Ze eindigen altijd met “het kan zo niet langer, we moeten nú een keuze maken!” in de laatste dertig seconden. Als kijker blijf je achter met een rotgevoel omdat je nu weet dat alles slecht gaat, zonder te weten welke keuzes er überhaupt zijn. Onze film zou beginnen op dat punt: “We moeten een keuze maken. Kijk, deze!”’
Voor de film togen ze naar New York met hun zeewier. Omdat daar veel plekken zijn, hadden ze ontdekt, waar je bijzonder en goed veganistisch kunt eten, van pizza’s tot bagels tot fastfood. Kulsdom: ‘In Brooklyn en in Manhattan is het veel gangbaarder. Je hebt veganistische eettentjes waar niet eens meer op de ramen staat dat het vega is.’
De donutshop die ze bezochten, Dun-Well Doughnuts, won in 2012 de ‘beste donuts van New York’-prijs. Ze spraken met de koks en gaven hun het zeewier met de vraag: kun je hier iets mee? De koks maakten er donuts, scones, pizza’s en salades van.
Later tijdens hun reis belandden Kulsdom en Kreischer bij een hamburgertent voor bikers. Er werkten ruige types met bandana’s en tatoeages in de keuken. Op hun menu stond onder meer de ‘Vegan Heart Attack’, een veganistische hamburger. Het duo vertelde over hun plan en liet de bikers het zeewier zien. Het zou de uitkomst en de slotscène worden van hun film: een hamburger maken. Want een hamburger heeft een stoere-mannen-imago. Zo konden ze meteen afrekenen met het vooroordeel dat vegetarisme en veganisme te weinig masculien zouden zijn. Kreischer: ‘Altijd als ik op evenementen stond met veganistische hapjes, zeiden vrouwen: o, leuk!, maar vond hun man het niks.’
Op hun laatste dag in New York bakten ze samen met de koks van Cinnamon Snail, een ‘vegan foodtruck’, hun eerste zeewierburgers. Die deelden ze uit op straat. Kulsdom: ‘De reacties waren heel goed. Het doel was te laten zien dat veganisme niet alleen voor stoffige krakers is. Dat is gelukt. Iedereen vond het cool.’

DE VRAAG IS AL TE GROOT

Afgelopen maart ging hun documentaire The Dutch Weed Burger in première op het Environmental Filmfestival in Washington DC. De respons was overwegend positief, ze ontvingen e-mails van fans, van Alaska tot aan Texas.
Eind deze maand (september is wereldwijd ‘Vegan Month of Food’) wordt de film vertoond op het VegFest in Londen en op Mostra Animal in Brazilië. Ook zijn er aanvragen uit Bratislava en Melbourne. In Nederland werd de film niet meteen opgepikt en zelfs een keer afgewezen voor het Film Food Festival. Ze vonden de documentaire te commercieel, omdat er een product aan hing. Maar dat was dus juist het idee: dat er een ‘oplossing’ in zat.
Toch groeit ook hier de interesse. Tien-nul voor het veganisme, noemen Kreischer en Kulsdom hun projectzelf. Toen ze weer terug waren in Nederland vroegen mensen die hun verrichtingen hadden gevolgd op Facebook: waar kunnen we die burger van jullie kopen? Maar ze hadden nog helemaal geen burger. Ze hadden alleen een film. Gelukkig werden ze al snel benaderd door Burgerz, een familierestaurant in Scheveningen. Kreischer: ‘Zij maakten funky hamburgers. Ze wilden graag een veganistische hamburger maken, maar hadden geen idee hoe. De meeste vleesvervangers die er nu zijn, smaken nergens naar. We hebben aan chef Daan Kruijt laten zien wat we in New York hadden geleerd. Hij ging in de keuken met mijn wensen aan de slag, andere bindmiddelen en zo, alles moest plantaardig. En we wilden een andere bite en structuur dan je misschien met een bonenburger zou kunnen bereiken.’
Het lukte wonderwel: de Dutch Weedburger was nu officieel een feit. De burger wordt gebakken in hete olie, het is een knapperig rond stuk ‘vlees’, maar dan met een groenbruine kleur. Hij laat een licht zilte, zoute en vettige smaak achter op de tong. De plantaardige saus smaakt romig. Voor de gemiddelde hamburgerliefhebber zal het even doorbijten zijn. ‘Een nieuwe smaakbeleving,’ noemt Kreischer het.
Zestig restaurants in Nederland en een paar in België hebben op dit moment The Dutch Weedburger op hun menukaart staan, Engeland en Zwitserland volgen binnenkort. De vraag is al te groot om het allemaal zelf te kunnen produceren: een bedrijfje in Oosterhout maakt nu de burgers, een bakker in Den Haag bakt de broodjes, een bedrijf aan de Oosterschelde levert het zeewier.

NIET ALTIJD TREUREN

Veel geld levert het nog niet op. Kreischer en Kulsom hebben er allebei nog een werkend bestaan naast. Kreischer verdient haar geld met het schrijven van veganistische kookboeken en het geven van workshops en cursussen. Kulsdom werkt als reclamemaker en filmer, onder meer voor de stichting van Anja Meulenbelt, die thuiszorg regelt in de Gazastrook. Een paar keer is hij er geweest. Hij heeft er veel ellende gezien. Jonge mensen die door rondvliegende granaatscherven armen en benen moeten missen. Beelden die hij niet snel zal vergeten.
Maar, zegt hij ook, je kunt niet altijd blijven treuren om de wereld. Ooit had hij daar wel de neiging toe, nu niet meer. ‘Het mooie van deze tijd is dat als je goed je best doet, je best engagement kunt koppelen aan geld verdienen en zorgen dat je familie en jezelf te eten hebben en af en toe aan een meertje in Zweden kunnen zitten. Je hoeft geen asshole te zijn om een bedrijfje te hebben.’

HEEL VEEL WEERSTAND

Kulsdom en Kreischer zijn blij dat er tegenwoordig in alle hoeken van de wetenschap wordt nagedacht over alternatieven voor de vleesindustrie. Maar ze zien ook dat er nog een lange weg te gaan is. Kreischer: ‘Ik sprak toevallig gisteren iemand die ook bezig was met het kweken van zeewier. Ik vroeg waarvoor. Hij zei dat tachtig procent waarschijnlijk gebruikt zal worden voor het voeden van kweekvissen. Daar zakte mijn broek van af. Je gaat gewoon weer een keten voeden, met het excuus dat dat toegankelijker is, makkelijker. “We kunnen de stap om zeewier voor menselijke consumptie te gebruiken nog niet aan,” zei hij. Zo gaat er nooit iets veranderen! Waarom zetten we niet massaal in op iets anders? Zeewier is een soort groen goud, het heeft alle eiwitten, we kunnen het direct eten. Mensen hebben gewoon de ballen niet.’
Kulsdom: ‘Het lijkt soms alsof niemand meer grote doelen durft te stellen. Waarom zegt niemand “over twintig jaar wil ik wereldvrede”? Dat is toch wat we allemaal willen? Het is niet haalbaar, zeggen mensen dan. Maar als we het niet eens meer als gedachte durven toelaten, als we het niet meer durven uitspreken, hoe kan het dan ooit realiteit worden?’
Kreischer: ‘Twaalf jaar geleden waren er nog heel veel mensen die het veganisme klinkklare onzin vonden. Nu zijn er steeds meer mensen wel willen meedoen. Wat nou als we zeggen: alles wat je kent, alles waar je van houdt, kan plantaardig gemaakt worden zonder dat je het idee hebt dat je iets verliest? Zeggen mensen dan: maar ik vind het écht héél leuk om een dood dier te eten? Of zeggen ze: oké, als de prijs niet anders is, en de smaak niet minder en we sparen het milieu ermee, dan wil ik best overstappen?’
Zo ver zijn we nog niet, dat weet ze ook wel. Een weedburger is duurder dan een vlees-hamburger. Een bakje walnoten is vier euro in de supermarkt, een bakje met spekblokjes kost tachtig cent. Kreischer: ‘Dat is krom. Ik zou willen dat het verandert. Als de overheid de belastingvoordelen in de vlees- en melk­industrie zou stoppen, krijg je een heel ander verhaal. Dan zijn al die dierlijke producten ineens niet meer te betalen.’
Overigens is het geldaspect maar betrekkelijk, zegt ze. ‘Ik verdien geen drol. Maar het lukt me om elke dag biologisch en plantaardig en lekker te eten. Ik koop groenten in het seizoen bij de biowinkel, die zijn op dat moment goedkoper dan groenten van Albert Heijn. Peulvruchten kosten bijna niks. Er is heel veel weerstand, van een grote groep. Het kan niet! Het is moeilijk! Het kost te veel tijd! Het kost te veel geld! Maar het is ook: slimmer gaan denken, anders denken. Het durven.’
Kreischer en Kulsdom hebben hun doel bereikt als ze mensen kunnen bewegen om vaker vleesloos te eten. Als ze chefs kunnen inspireren anders te gaan koken. Zoals de Franse Michelinsterren-kok Alain Ducasse, die in Parijs onlangs een restaurant opende met alleen vleesloze en biologische gerechten op de kaart. ‘Aangepast aan de tijd,’ noemt Kulsdom dat. Nu hier nog.

Verschenen in Vrij Nederland, 24 september 2014