Vrij Nederland: ‘De plofkip verhuist naar Afrika’

Wij proberen er vanaf te komen, maar in sommige Afrikaanse landen, zoals in Mali, worden plofkippen geïntroduceerd als oplossing voor armoede en honger. Zijn de veertigdagenkippen werkelijk een uitkomst, of brengen ze vooral problemen met zich mee? ‘Er bestaat het vermoeden dat er kippenmedicijnen op de markt zijn die in Nederland verboden zijn.’
plofkip

In het hartje van Mali, op de uitgestrekte droge vlaktes van de Sahel, is sinds zes jaar de kleine gemeenschap Here Bugu (‘plaats van vrede’) gevestigd. Het project, waar op dit moment zo’n duizend mensen bij betrokken zijn, is een initiatief van de Nederlandse Yvonne Gerner en haar Malinese zakenpartner Baba Traoré. Naast onderwijs voorziet Here Bugu in diverse sectoren in werkgelegenheid voor de allerarmsten – bijvoorbeeld in naaiateliers, in de bouw, in de ontwikkeling van duurzame energie, in de landbouw en in de veeteelt.

Wat dat laatste betreft, is Gerner iets opgevallen: steeds meer boeren in de omgeving beginnen naar Europees voorbeeld met het fokken van plofkippen.

‘Baba kwam ermee aan,’ vertelt ze, als ze even in Nederland is. ‘Hij was laaiend enthousiast. Kippen die in veertig dagen klaar zijn voor de slacht! Een bevriende boer uit de hoofdstad had ze ook al. Ze zouden er veel geld mee kunnen verdienen.’ En het beste nieuws was nog dat ze er zelfs kredieten voor zouden kunnen krijgen.

Op Here Bugu hielden ze, naast andere dieren, al vanaf het begin gewone Afrikaanse scharrelkippen. Op de Malinese manier: de beesten scharrelen zelf hun kostje bij elkaar en worden op de lokale markt verkocht. De productie van die kippen is laag, maar de kosten zijn ook nagenoeg nul. Eieren eten mensen op het platteland traditioneel alleen van de parelhoen, die in dit klimaat goed gedijt.

‘Maar Baba en andere bewoners waren nieuwsgierig naar de positieve verhalen die ze hadden gehoord over de veertigdagenkip,’ vertelt Gerner. In Mali is het de gewoonte om wat een ander zegt als waarheid aan te nemen, legt ze uit. Als iemand, zeker een overheidsinstantie, jou vertelt dat snelgroeiende vleeskuikens een goed idee zijn en dat je er geld mee kunt verdienen, is dat dus zo. Bovendien wisten de bewoners van Here Bugu dat deze methode uit Europa komt, dat kippen in rijke landen ook zo geteeld worden, dus dan moest het wel goed zitten.

Gerner: ‘Ik wilde ze niet beledigen door meteen afwijzend te reageren. In plaats daarvan vroeg ik Baba om ergens een veertigdagenkip te lenen en mee naar huis te nemen.’ Dat deed hij. De kip was kaal aan alle kanten en kon niet zelfstandig op zijn benen staan. Hoewel Malinese veertigdagenkippen wel iets meer bewegingsruimte hebben dan in Nederland, kunnen ze nog steeds nauwelijks lopen doordat ze te snel gegroeid zijn. Om een boerderij met vleeskuikens rendabel te houden, moet je er bovendien minimaal tussen de twee- en vijfhonderd hebben en zitten de beesten alsnog opgepropt.

Baba’s leenkip werd direct aangevallen door de andere kippen, waarop het beest strompelend dekking zocht tussen de benen van het paard dat toevallig ook op het erf stond. Gerner laat er foto’s van zien. De kip heeft geen staart meer, zijn snavel is afgeknipt en hij ziet er ziek uit. Ze vertelt dat het beestje een paar dagen na het bezoek stierf van uitputting. Daarop vroeg ze aan Baba en de andere medewerkers of zij nu nog steeds dachten dat het een goed idee was om zulke kippen te houden. Ze waren een beetje gaan twijfelen.

Slimme zakenjongens
Terwijl de plofkip in Nederland mede dankzij de campagnes van Wakker Dier steeds meer in de ban wordt gedaan en de Autoriteit Diergeneesmiddelen hier tegenwoordig waarschuwt voor (overmatig) antibioticagebruik, lijkt het beest een tweede leven tegemoet te gaan in Mali.

‘Malinezen geloven in dit “wonder” dat door de blanke landbouwtechnologie geïmporteerd wordt,’ bevestigt Aart van der Heide. Hij is als levensmiddelenwetenschapper al zijn leven lang bezig met voedselvoorziening in Afrika en woonde achttien jaar in Mali. De afgelopen jaren kwam ook hij de plofkip, poulet de chair, steeds vaker tegen bij privébedrijven en in restaurants in Bamako. ‘Vooral rondom de hoofdstad zijn steeds meer klein- en middelschalige fokkerijen te vinden. Dat zijn over het algemeen geen arme boeren, maar slimme zakenjongens en -meisjes, die geld hebben en zien dat ze hiermee nog meer geld kunnen verdienen.’

Kuikens uit Nederland
De vraag is wat daar tegen is. Ja, de nadelen van de plofkip zijn evident. Maar wegen in een land als Mali de economische voordelen daar niet tegenop? Dierenwelzijn is belangrijk, maar wat nu als de plofkip een oplossing biedt voor de honger? Vraag het aan Maarten Brouwer, de Nederlandse ambassadeur in Mali, en hij zegt: ‘Deze sector is van economisch belang en draagt ook bij aan de voedselzekerheid, vooral betreffende de eierenproductie.’

In Mali bestaat het Programme de Compétitivité et de Diversification Agricole (PCDA), een klein bureau dat is opgezet om ontwikkelingsplannen in Mali te stimuleren. Op de website is te lezen dat deze organisatie, half in handen van de overheid en half ngo, bijdraagt aan de strijd tegen armoede door middel van plattelandsontwikkeling zoals veeteelt. Om dit te doen, regelt PCDA kredieten voor boeren waarmee ze een intensieve kippenhouderij naar westers voorbeeld kunnen opzetten op voorwaarde dat ze de westerse producten ervoor afnemen. Landbouwtechnoloog Van der Heide legt uit: ‘Banken geven kredieten aan boeren via ngo’s zoals deze, om deze snelgroeiende-kippen-teelt te stimuleren. Kuikens worden per vliegtuig ingevlogen uit Frankrijk of uit Nederland. Een Nederlands bedrijf dat kuikens naar Mali exporteert, is Pluriton in Lunteren. Het ingevoerde kippenvoer, met hormonen en antibiotica er alvast in, komt ook uit Europa.’

Een rapport van de Food and Agriculture Organization van de Verenigde Naties geeft een beeld van de omvang van de Malinese pluimveesector, die vooral groeit sinds 2007. Volgens het rapport zijn de plofkippen een goede oplossing qua voedselveiligheid: omdat ze in afgesloten ruimten zitten, komen ze niet in contact met andere dieren en dus ook niet met ziektes zoals vogelgriep. In vijf jaar tijd is het aantal plofkippen in Mali gegroeid tot 3,5 miljoen in 2012. Daarnaast leven er zo’n 38 miljoen lokale of traditionele kippen. In 2010 werden 1,1 miljoen levende kuikentjes uit onder meer Europa geïmporteerd – de plofkippen vormen dus een relatief klein, maar groeiend aandeel van alle kippen. En de van ons gekopieerde legbatterijen doen het goed: er zijn in Mali nu vijf grote bedrijven met ieder 50.000 legbatterijkippetjes; de grootste daarvan, Sodouf, heeft er zelfs 100.000.

Te duur, te smakeloos
Behalve dat het opmerkelijk is dat de benodigdheden uit Europa moeten komen, is het maar de vraag op welke manier deze kippen precies bijdragen aan het hongerprobleem. De plofkip is in Mali niet goedkoop en de prijs wordt steeds hoger: volgens hetzelfde FAO-rapport lag de gemiddelde prijs van zo’n snelgroeikip in 2012 rond 3,80 euro per kilo. Ter vergelijking: de gemiddelde Malinees verdiende in 2012 iets minder dan 620 euro per jaar. De lokale, armere bevolking heeft helemaal geen geld om dit snelgroeiende vlees, dat zou moeten leiden tot minder honger, te eten. Ondertussen worden de boeren die hun eigen, stevigere maar taaiere Malinese scharrelkippen verkopen, ermee uit de stedelijke markten weggeconcurreerd.

De mensen die Aart van der Heide kent in Mali, vooral de vrouwen, eten de snelgroeikippen niet graag omdat ze behalve te duur smakeloos worden bevonden. Zelf bestelt Van der Heide ook nooit meer kip in restaurants in Bamako: hij vertrouwt het vlees niet. ‘In Nederland hebben we regelgeving omtrent diervoeding en warenautoriteiten die erop toezien. In Mali heb je dat niet. Er bestaat wel een dienst, het Laboratoire Central Vétérinaire, een overheidsorgaan dat de veterinaire gezondheidszorg moet controleren, maar die controleert deze pluimveesector helemaal niet want ze hebben er de middelen niet voor. En als ze al langskomen op een bedrijf, zijn ze gemakkelijk om te kopen.’ Hoeveel hormonen en medicijnen de kippen precies toegediend krijgen, wat er in hun voer zit waardoor ze zo snel groeien en onder welke omstandigheden ze worden gehouden, weet niemand.
plofkip2

Om voor een krediet voor een pluimveebedrijf naar westerse maatstaven in aanmerking te komen, moet aan bepaalde voorwaarden worden voldaan, zoals een goed business- en investeringsplan. ‘Maar daar draaien ze hun hand niet voor om,’ zegt Van der Heide, ‘want overal worden cursussen gegeven waar je dit kunt leren. Of er is een ontwikkelingsorganisatie die je erbij helpt.’ Ook aan het voedsel en de medicijnen voor de beestjes is makkelijk te komen. Rondom de stad Mopti zijn bijvoorbeeld de afgelopen jaren allerlei kleine winkeltjes geopend waar onder meer antibiotica voor pluimvee uit Nederland wordt verkocht door zogenaamde veeartsen. Ook hier wordt niets gecontroleerd. ‘Veeartsen kunnen vrij opereren in deze bedrijven en snel geld verdienen, omdat ze vaak terug moeten komen om ziekten te bestrijden. Bij sommige mensen bestaat het vermoeden dat er medicijnen op de markt zijn die in Nederland verboden zijn. Hoe dan ook komen alle medicijnen en al het voedsel vooral uit Europa en verdienen dus vooral Europese bedrijven geld aan deze trend.’

Het Nederlandse bedrijf Koudijs Animal Nutrition is een van die bedrijven die kippenvoer vanuit Nederland naar Mali exporteert. Exportmanager Hugo Visscher bevestigt dat er in 2013 ongeveer één container voer per week naar Mali ging. Hij zegt dat het qua ingrediënten ‘exact hetzelfde is als gebruikt wordt voor de Nederlandse productie. De samenstelling is licht afwijkend: het is aangepast aan lokale omstandigheden zoals het warme klimaat.’ Daarmee bedoelt hij dat er meer lichter verteerbare ingrediënten worden gebruikt, ‘zodat de dieren het voedsel gemakkelijker verteren en dus gelukkige kippetjes zijn.’

Vogelgriep
De plofkip heeft nooit zijn intrede gedaan op Here Bugu, wel werd er besloten om eenmalig te investeren in een experiment met legkippen. Zo kwamen er op een goede dag zeshonderd kuikens uit Frankrijk aan met een handleiding en een injectieschema erbij. ‘Dat schema was onvoorstelbaar,’ zegt Yvonne Gerner, ‘ik werd zelf misselijk van de hoeveelheid medicijnen die we die beestjes moesten toedienen. Bij onze eigen Afrikaanse kippen hoefde dat niet.’

Dat die medicijnen niet eens altijd werken, bleek bij de buurman. In zijn hok met Europese legkuikens brak de vogelgriep uit. Gerner: ‘Niemand wist in eerste instantie welke ziekte het was. Onze lokale dierenarts, voorheen automonteur, verhoogde de hoeveelheid antibiotica. Want dat is zijn nieuwe beroep, antibiotica verkopen. Een oude veearts uit Bamako die langskwam herkende het uiteindelijk wel. De kippendroom van de buurman viel in duigen. Hij was daardoor zo boos, dat hij zijn dode kippen over het hek gooide, waardoor de griep ook in onze legbatterij uitbrak.’

Aan ‘ruimen’ deden ze niet – een Afrikaan maakt geen dier dood zonder reden – dus wachtten ze af welke kippen het zouden overleven, en zo hielden ze op Here Bugu van de zeshonderd uiteindelijk nog 150 witte, Franse kippetjes over. Zij scharrelen nog steeds rond in hun legbatterij, met meer ruimte nu driekwart van de kippen overleden is.

Profiteren van de subsidies
Dat is een ander probleem, naast de vraag of de kippen wel echt iets bijdragen aan de lokale economie: de witte kippen die we hier in Nederland gebruiken voor eieren of om in veertig dagen uit te groeien tot iets eetbaars, zijn kwetsbaar. In Nederland hebben we de middelen om deze kippen in steriele hokken te stoppen, met kunstlicht, airconditioning en verwarming als het nodig is. In Mali kan het ’s nachts erg koud worden. Overdag moeten de beestjes beschermd worden tegen de zand- en stofwolken. In sommige jaargetijden stijgt de temperatuur tot 50 graden Celsius – het midden van Mali is een van de heetste gebieden ter wereld. Geld voor een airconditioning hebben niet veel boeren, zegt ook Aart van der Heide. Alleen de rijke boer heeft dat en alleen de rijke boer – maar eerder is dat een rijke handelaar, politicus of ambtenaar die goed weet hoe bij internationale organisaties aan subsidies te komen – is dus in staat om succesvol een intensief pluimveebedrijf te runnen. Bovendien zijn er vaak stroomstoringen waardoor het zelfs met airco niet makkelijk is om de temperatuur in een kippenhok constant te houden. Veel middenklasse en armere boeren komen met hun plofkip- of legbatterijexperiment, waar ze enthousiast aan beginnen om rijk(er) van te worden, van een koude kermis thuis. Er worden grote beloften gedaan, maar het krediet blijkt een strop als de productie toch mislukt. Gerner voegt toe: ‘De succesvolle legbatterijen worden voornamelijk opgezet door zakenlui uit Bamako, die profiteren van de subsidies. Zij kopen ook veel land op voor maïsplantages waar kleine boeren de dupe van zijn. Deze zogenaamde “plattelandsontwikkeling” bevordert vooral de kloof tussen arm en rijk in Mali.’

Op Here Bugu hebben ze inmiddels hun eigen plan getrokken: de Brahma-kip mengen met de lokale kip zodat er een sterke scharrelvleeskip ontstaat, die wel bestand is tegen het klimaat. De grote bruine kippen die nu vrolijk over het erf scharrelen, doen het goed op de markt en vinden gretig aftrek bij de arme boertjes in de omgeving. Zij beginnen er weer hun eigen bedrijfje mee, zonder al te hoge risico’s. Gouden eieren zullen de kippen nooit leggen, maar alles beter dan een dure, lege dop.

Verschenen in Vrij Nederland, 18 februari 2015