Volkskrant Magazine: ‘Ik leen dus ik leef’

ESSAY: Geld verdienen was altijd een zorg voor later, stelt Pauline Bijster. Inmiddels ís het later, én crisis, en zitten de meeste begindertigers met een torenhoge studieschuld. Maar geldzorgen? Nee. ‘Mam, mag ik 1000 euro lenen?’

‘Er zijn twee mogelijkheden: we vragen mijn ouders of we vragen jouw ouders’, zei ik tegen mijn vriend, toen we vorige maand niet uitkwamen met ons geld. In één maand waren de wasmachine en de auto kapot gegaan en had ik een belastingaanslag gekregen.

‘Vraag je moeder maar’, zei hij.

En ik mailde: ‘Mam, zou ik misschien weer geld van jou mogen lenen? 1.000 euro dacht ik, maar ik weet niet of je het hebt? Ik betaal het snel terug. In mei denk ik.’

Ik schaamde me dat ik op mijn 31ste nog steeds mijn moeder om geld moest vragen. We zouden nu echt zuinig gaan doen, namen we ons voor. Een paar dagen later was ik in de Amsterdamse duurzame super om vlees te kopen – ik wil geen bio-industrievlees meer kopen en vind dat nog belangrijker dan zuinig zijn, en het is zo’n leuke winkel – waar ik voor 8 euro een stuk worst kocht.

Toen ik mijn situatie schetste aan een econoom, noemde hij me ‘financieel ongeletterd’. Dat ben ik misschien inderdaad. Mijn studieschuld is zo hoog, dat ik in dit tempo wel zeventig jaar over het terugbetalen zou doen. Als ik tekortkom, vraag ik mijn ouders of ik iets kan lenen. Ik ben niet de enige uit mijn omgeving die zo leeft. Natuurlijk heb je verstandige eindtwintigers en begindertigers, maar er zijn er ook veel zoals ik. We leven voor de lol, we hebben netjes gestudeerd, maar tegelijkertijd veel meer geleend dan we nodig hadden – ‘dat komt later wel goed’, dachten we. Zo konden we altijd als we wilden op een terras zitten, of op reis. We kopen kleren die passen bij ons imago. Er staat nagenoeg nooit iets op onze rekening, maar we hebben wel de nieuwste iPhone. We werken weinig, omdat we vrije tijd belangrijk vinden. Of we werken hard, maar verdienen weinig omdat de financiële crisis in ons nadeel werkt. Of omdat de kunstzinnige of idealistische projecten waaraan we werken, nu eenmaal nooit veel opleveren.

Een vriend van mij kocht van zijn eerste salaris bij zijn nieuwe baan in de zorg – de vorige bij een theater had hij opgezegd, omdat het niet leuk genoeg was – een duur sieraad voor zichzelf. Hij probeert niet te veel te lenen van zijn ouders, maar is hen nog wel een paar duizend euro verschuldigd. ‘Ze zeggen altijd: je kunt het beter van ons lenen dan van de bank’, zegt hij erover.

Als je zin hebt in koffie op straat, koop je meteen koffie op straat. Als je zin hebt in nieuwe kleren, koop je meteen nieuwe kleren. Als je weinig geld hebt, koop je nog steeds meteen nieuwe kleren, maar dan bij een goedkope keten.

In het onlangs uitgekomen boek De prestatiegeneratie (2014) beschrijft Jeroen van Baar (1990) mensen zoals ik en hijzelf als ‘maximalisten’. ‘Mensen die nu in de 20 zijn willen alles uit hun leven halen. Ze zijn niet bereid geld in de weg te laten staan van wat ze willen’, aldus Van Baar. ‘Voor je 25ste moet je een wereldreis hebben gemaakt. En moet je in het centrum van Amsterdam wonen, en een Macbook hebben, anders hoor je er niet bij.’ Het idee dat je alles nú uit het leven moet halen, kan leiden tot overuitgeven, volgens hem. Studenten die bijlenen tijdens hun studie voor die wereldreis in plaats van daarvoor te sparen, zijn geen uitzondering. Ook merkte hij op dat veel mensen van zijn leeftijd na hun studie onbetaalde stages blijven doen. Soms omdat betaald werk er niet is, soms omdat ze van hun hobby hun werk willen maken. ‘Meer dan andere generaties zijn wij niet bezig met hoe we (zo veel mogelijk) geld gaan verdienen, maar bezig met uitzoeken waar onze passie ligt. Er is geen grote bereidheid om aan het burgerlijke leven te beginnen.’

Toen ik op de middelbare school zat, kon alles nog. Het maakte niet zo veel uit wat je zou gaan studeren, later – ergens in dat vage ‘later’ – zouden we geld gaan verdienen. Dus deden we wat ons leuk leek om te doen. Een of andere vage studie zoals filosofie, cultuurwetenschappen of de kunstacademie. Zowel de beroepskeuzetest als de decaan was het daarmee eens. We zijn kinderen van ouders die begrippen als ‘je hart volgen’ en ‘je passie zoeken’ zelf introduceerden en daarnaar begonnen te leven. We zijn door hen verwend, zowel met geld als met geluk.

‘Het lijkt me een erg middenklasseprobleem wat je beschrijft’, zegt econoom Frank Kalshoven, directeur van De Argumentenfabriek en economisch-columnist van de Volkskrant. ‘Het is typisch de tragiek van hoogopgeleide kinderen van middenklasseouders. Ouders hebben het beste met hun kinderen voor en denken: wat kan mij die extra 500 euro schelen, dus we lenen het je nog een keer.’

Onze ouders werden ieder jaar rijker. Mijn moeder was een alleenstaande, werkende moeder, niet speciaal rijk van huis uit, maar ze verdiende gewoon elk jaar meer. Ze nam ons mee uit eten en we gingen naar New York. Op vrijdagmiddag maakte ze in de Bijenkorf goed dat ze de rest van de week aan het werk was geweest. Bovendien, dacht ze als oude hippie, moest je je kinderen vooral opvoeden in overvloed en niet met het idee van schaarste. In het artikel The Me Me Me Generation’ in Time (mei, 2013) wordt gezegd dat veel mensen geboren na 1980 verwend en gepamperd zijn door hun ouders. En Time was niet de enige die dat schreef. Een onlinecolumn van Wait But Why (een creatief collectief dat ook publiceert op The Huffington Post) genaamd Why Generation Y Yuppies Are Unhappy werd meer dan 633 duizend keer gedeeld op Facebook, ook door veel van mijn vrienden. De boodschap ervan was: we hebben van onze ouders en van de maatschappij het gevoel gekregen dat we bijzonder zijn. Maar dat zijn we helemaal niet. We denken ook allemaal dat we later rijk en beroemd kunnen worden. Ja ik ook, nog steeds, stiekem.

Het gevolg is een losse houding tegenover geld: het is er om uit te geven. Als je het niet hebt, ga je ervan uit dat het wel weer komt. Ooit komt het. Lenen is daarom geen probleem. Ongeletterd, dus.

‘Er zit een paradox in de levensstijl van jongeren’, zegt Martijn Lampert, één van de auteurs van De grenzeloze generatie en de eeuwige jeugd van hun opvoeders (2009) en onderzoeker bij Motivaction. ‘Aan de ene kant hechten jonge mensen veel waarde aan onafhankelijkheid, aan de andere kant willen ze grenzeloos kunnen kopen en beleven. Doordat alles altijd kon, zijn ze door hun ouders en door de maatschappij niet heel goed voorbereid op dat onafhankelijke leven dat ze nastreven. In tijden van economische crises is zo’n instelling een grote uitdaging. Er blijken toch grenzen te zijn.’

Want wat nu, als er in dat vage ‘later’ géén geld komt? Wat nu als je diploma halen (maakte niet uit in wat) en daarna je hart volgen, niet vanzelfsprekend leidt tot rijkdom en roem? Wordt het dan problematisch, ooit? Worden we onze huizen uitgezet? Of worden we alleen een beetje onvolwassen groot?

Op dit moment komen problematische schulden steeds vaker voor, ook of juist bij middeninkomens. Steeds meer mensen kloppen aan bij schuldhulpverlenende instanties en steeds meer mensen daarvan hebben gewoon betaald werk of zijn eigenwoningbezitters, volgens De sociale staat van Nederland 2013 van het Sociaal en Cultureel Planbureau.

Het voorlichtingsbureau Nibud vindt dat de huidige leencultuur te ver is doorgeslagen: er wordt door mensen van alle leeftijden teveel op de pof gekocht. Iedereen komt in aanmerking voor een lening of creditcard, webwinkels werken steeds vaker met een betaal-maar-achterafsysteem. En tweederde van de studenten blijft na zijn studie achter met een schuld bij DUO, van gemiddeld 14.300 euro. Bij wetenschappelijk opgeleide studenten bedraagt de gemiddelde schuld 19.200 euro – tien jaar geleden was het nog de helft. ‘De kansen voor recent afgestudeerden zijn momenteel niet al te rooskleurig,’ staat in hetzelfde SCP-rapport. ‘Je onderschat het gemakkelijk’, zegt Van Baar. ‘Ik schrok van mijn eigen studieschuld. Ik blijf nog lang afbetalen. Zo kan de studieschuld moeiteloos overlopen in een hypotheek of auto- of wasmachineschuld en blijven we voor de rest van ons leven afbetalen.’

Over de hoge (en toenemende) studieschulden maken de overheid en Bureau Krediet Registratie (BKR) zich zorgen. Sinds 1 april 2013 moet zo’n schuld bijvoorbeeld meewegen bij een hypotheekverstrekking, maar uit de praktijk blijkt dat in 39 procent van de hypotheekaanvragen deze schuld nog niet wordt gemeld. De BKR pleit daarom nu dringend voor een registratie van studieschulden.

Volgens econoom en hoogleraar Persoonlijke financiële planning Henriëtte Prast zijn de hoge studieschulden niet alleen onze eigen ‘schuld’. Prast is gespecialiseerd in irrationeel financieel gedrag en zegt erover: ‘De gedragseconomie leert ons dat de standaard, wat die ook is, groot effect heeft op wat we kiezen. Op dit moment werkt het zo dat als je geen recht meer hebt op de basisbeurs, die automatisch verandert in een lening. Wat tot dat moment een gift was, wordt gewoon doorbetaald, maar wordt een schuld. Het is niet gek, zeker niet bij studenten, dat ze het laten doorlopen. Je moet iets doen om het stop te zetten: daarmee impliceert DUO dat het vanzelfsprekend is, ‘de aanbevolen keuze’ om te lenen.’ Dus tweederde leent.

Er speelt nog iets mee, zegt Prast. Dat is het feit dat eindtwintigers en begindertigers zijn opgegroeid met virtueel geld en alleen nog maar virtueel betalen. ‘We weten uit onderzoek dat geld dat je kunt vasthouden anders voelt dan virtueel geld, waardevoller. In een kantine waar je alleen contant kunt betalen, kiezen mensen doorgaans een gezondere lunch dan wanneer ze kunnen pinnen.’ Het feit dat we vierentwintig uur per dag bij ons geld kunnen, en zelfs via een app à la minute bij onze spaarrekening, is een reden dat mensen tegenwoordig losser met geld omgaan, gedachtelozer. Prast: ‘De seconde waarin je denkt: heb ik het eigenlijk wel? Zal ik het echt kopen? is weg. Er is geen drempel meer. Dertig jaar geleden waren er nog niet eens geldautomaten, moest je naar een bankkantoor. Dat kon alleen tijdens kantooruren. Daardoor had je bedenktijd.’

Er zit wel een ‘voordeel’, tussen aanhalingstekens, aan afstuderen net voor of midden in de crisis, namelijk dat je karige studenteninkomen naadloos is overgegaan in een even karig professioneel inkomen. Mijn leeftijdsgenoten hoefden nooit te wennen aan een inkomensdaling, want het is nooit veel geweest. Wij zitten nog niet vast aan tophypotheken en huizen ‘onder water’, want we komen er niet eens voor in aanmerking – zeker niet als het BKR zijn zin krijgt. Ook de studieschuld betaal je af naar draagkracht.

Bovendien willen we van alles kopen, maar geven we niet bijzonder veel om bezit. Motivaction-onderzoeker Lampert: ‘Je ziet inderdaad bij hogeropgeleiden dat het probleem iets minder groot is, hun instelling is over het algemeen flexibeler. Sommige jonge mensen zoeken creatieve manieren om met (gebrek aan) geld om te gaan zoals sharing, bijvoorbeeld het delen van een auto. Of ze regelen hun vakanties via Airbnb.’ Niet voor niets is delen en ruilen in de mode.

Hoe mijn leven nu is, is het gevolg van die zorgeloze, lichte houding tegenover geld. Ik heb niets op mijn spaarrekening, wel een drukbezochte Airbnb-account. Met alles wat ik extra verdien, betaal ik af. Als ik volgende maand extra verdien, gaat dat naar mijn moeder. Zij heeft geen haast en vraagt geen rente, maar toch hoop ik iedere keer dat dit de laatste keer was dat ik haar om geld vroeg. Vagelijk maak ik me al jaren zorgen om mijn studieschuld. Misschien moet ik eens af van dat idee, dat altijd op de achtergrond aanwezig was en tot nu toe alles zogenaamd goed maakte, dat ik ooit rijk en beroemd word. Misschien is het tijd voor een plan B.

Verschenen in Volkskrant Magazine, 17 mei 2014